Geschiedenis van de osteopathie.
De osteopathie is eind van de 18e eeuw ontstaan in Amerika.
De grondlegger is Andrew T. Still. Hij was arts maar ondervond dat vele van de toenmalige therapieën niet of zelfs averechts werkten en ging daarom op zoek naar andere therapeutische mogelijkheden. Hij stichtte de eerste opleidingen voor osteopathie. Daarna verspreidde de osteopathie zich snel naar Engeland en Frankrijk. Pas de laatste 35 jaar wordt osteopathie meer in Nederland toegepast.De osteopaten stonden in het begin bekend als de ‘bone setters’, ofwel de therapeuten die de wervels konden rechtzetten.
De eerste osteopaten geloofden dat vele klachten en ziektes verklaard konden worden uit verkeerde standen of blokkades in het bekken of de wervelkolom. Correctie van het bekken en de wervelkolom zou genezing brengen.
Uit deze denk- en handelswijze zijn voor een groot deel de huidige chiropractie en manuele therapie ontstaan. Hoewel ze vele patiënten konden helpen, konden ze niet alle klachten hiermee verhelpen. Om deze reden gingen osteopaten op zoek naar mogelijk andere oorzaken voor de klachten. Zo zijn vervolgens het craniosacrale systeem ontdekt en de invloed van het bindweefsel/fascia systeem van de organen en spieren op o.a. de wervelkolom en het bloedvatstelsel. Tezamen met de beweeglijkheid van de wervelkolom zijn deze onderdelen zijn het voornaamste werkgebied van de osteopathie geworden. Het lichaam is ontstaan uit twee samengesmolten cellen. Daarom is alles met elkaar verbonden en hebben we geen losse onderdelen in ons lichaam. De reguliere geneeskunde blijft vaak alleen lokaal de klachten behandelen.
De osteopathie is ook nu nog volop in beweging. Heel veel van de denkwijze en werkwijze van de osteopathie is verklaarbaar door een gedegen kennis van anatomie en fysiologie. Verder onderzoek blijft nodig en ook de osteopathie onderbouwt zich steeds meer met behulp van wetenschappelijk onderzoek.